De BierRivier Extra 2p
Ariël Meeusen
Met de komst van persoonlijke vrijheid, juridische gelijkheid en individuele onafhankelijkheid als speerpunten van het Calvinisme (en de daarbij behorende staatsvorm bij de noorderburen), zorgden eerder voor meer kooplui en handelaars dan corporatieve zin en zo organiseer je geen heropleving van het corporatieve gedachtegoed. Het klopt dat corporatieve groepen sterk vertegenwoordigd waren in de opstanden (en dat revoltes meer frequent voorkwamen in steden waar ambachten maatschappelijk en politiek sterk verankerd waren, als in 's-Hertogenbosch, Antwerpen, Brussel en het altijd rebelse Gent). Ambachtsmeesters, die streefden naar de herinvoering van ambachtelijke representatie, corporatieve autonomie en het erfelijk meesterschap waren vooral oververtegenwoordigd onder opstandelingen. Het klopt inderdaad dat ten tijde van de Gentse Calvinistische Republiek een aantal maatregelen werd teruggedraaid en zo de macht, die de ambachten voorheen altijd gewoon waren geweest, werd gekortwiekt. De klok werd er in 1577 voor een groot deel (al zij het slechts tijdelijk) teruggedraaid, na 1585 was in Vlaanderen en Brabant alles weer bij het oude. Hoewel er van een diepe verbondenheid met de vorst al lang geen sprake meer was. Sterker nog, als er uiteindelijk geen erfopvolgers meer zijn en de Zuidelijke-Nederlanden onder Oostenrijks gezag komen te liggen, krijgt iedereen wel steeds meer het gevoel dat de corebusiness van het vorstenpaar toch meer in de Alpen ligt dan in het landje aan de Noordzee. Tevens lijken de Calvinistische Republieken (inclusief Bondslanden in Duitsland en Scandinavische landen) ook stappen te hebben gezet in de richting van een meer oligarchisch-republikanisme (lees: neoliberaal kapitalistisme) waarbij de invulling van het klassieke stedelijke lichaam in het vervolg met andere ogen bekeken werd. De groeiende macht van de kooplieden en de bovenklasse van handelaars en rijken die zich steeds verder zou ontwikkelen en instaat voor de vorming van de Hollandse en Zeeuws Gouden Eeuw. Ik stel hier met klem 'Hollandse en Zeeuwse' want die Gouden Eeuw speelde zich enkel af langs de Noordzeekust in wat we nu beter kennen als de Randstad, Zeeland is intussen afgevallen en niet langer belangrijk. De rest van de Zeven Provinciën, die zou uitgroeien tot de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden, had helemaal geen Gouden Eeuw, die werden constant door deze en gene onder de voet gelopen en was straatarm. Troepen trokken door de afgelegen streken en bij gebrek aan salaris werd er dan bij tijd en wijle door het soldaten collectief geplunderd of gebrandschat, ook geen pretje. Aan de overige Nederlanders ging de Gouden Eeuw dus volledig voorbij. De traditionele elite moest in de schepenbank in het vervolg wel de aanwezigheid van de nieuwe elite (de nieuwe rijken) dulden, bestaande uit handelaars en universitair getrainde stedelingen. Tegelijkertijd stonden corporatieve visies onder druk van moderne mercantiele concepties van stedelijk republikanisme.
Vanaf begin 17e eeuw werden de ambachten voorgoed in het defensief gedrongen. De politieke invloed die ambachtslieden hadden via brede adviesraden en allerlei vormen van vetorecht, werden vaak met behulp van een steeds centraler opererende overheid systematisch beknot. In Leuven werd de algemene vergadering van de machtige brouwers, waarin wel driehonderd leden zitting hadden, vervangen door een kleiner consortium, aangesteld door de burgemeester en de schepenen. In Brussel
concentreerde de macht zich voortaan bij het eerste lid van het bestuur (de deken of voorzitter/voorman). Kortom, alles werd er een stuk overzichtelijker op, hoewel de macht van de lidmaten van het bestuurlijk lichaam volledig werd beknot. Ze werden weer bijna onderdeel van het lichaam (de stad) zonder zeggenschap inclusief tanende invloed. Coöperatief in zekere zin en individueel ging het velen voor de wind. Hoewel je hier ook weer kunt rekenen op het klassieke één vijfde deel van het aantal ambachtsleden.

Allegorie op de Pacificatie van Gent, aanzet tot de republiek
Begin van het einde
Op elk niveau en in elke stad concentreerde de macht zich steeds meer bij enkelingen, het hele corporatieve-ideaal van pakweg halverwege de 13e eeuw was teniet gedaan, zo leek het. Of kwam het gewoon omdat de samenleving op zich steeds verder nivelleerde? Ik denk persoonlijk het laatste. Vanaf begin 18e eeuw vielen de ambachten binnen de stedelijke structuur terug op drukkingsmiddelen zoals het weigeren in te stemmen met belastingen of het vormen van 'opinie' – noem het stakingen en openbare protesten – als pressiemiddel, of het bezetten van de kamers waarin ze beraadslaagden en waar beslissingen werden genomen hen aangaande, zoals in het stadhuis. Allemaal doekjes voor het bloeden natuurlijk, want de macht lag nu steeds meer bij het individu, het corporatief-denken had z’n beste tijd gehad. Men verviel in een haast feodaal-systeem, waarin de rijken steeds rijker werden en de baas speelden, met een middenklasse die overal tussendoor moest laveren om het hoofd boven water te kunnen houden of in de gunst te blijven en een steeds armlastigere onderklasse. Wat met de komst van massaproductie binnen de moderne industriële complexen zelfs nog meer kinderarbeid in de hand werkte. En welk ambacht vertegenwoordigde die kinderen dan? Dat was er meestal, op dat van de kraankinders na, niet! Of moest de politiek dat doen? Er waren staatshervormingen nodig om dit soort problemen op te lossen, maar er waren altijd maar twee partijen: de rooms-katholieken en die andere, waarvan de roomsen natuurlijk de meeste invloed hadden, omdat hun propaganda elke mis werd uitgedragen; op een paar welwillende pastoors na.
Af en toe kwam het, vanwege onvrede met het nieuw ontstane systeem, nog wel eens tot een gewelddadig treffen, al liep dat voor wat de ambachtsgilden betreft meestal faliekant verkeerd af. Zoals de revolte van de Brusselse naties. In 1716 legde het Oostenrijkse regime nieuwe belastingen op aan de steden en stelde hun privileges in vraag. Dit leidde in het voorjaar van 1717 tot rellen in Gent, Antwerpen, Mechelen en tot de meest hevige van al, de Brusselse Opstand. Het conflict escaleerde en eindige uiteindelijk met de publieke onthoofding van de befaamde deken en rebellenleider Frans Anneessens, in 1719 op de Grote Markt te Brussel. Rebelleren bleef dus niet enkel beperkt tot Gent, zoals u ziet. Ze hebben in Brussel achteraf voor de rebellenleider zelfs de naam van de Oude Markt verandert in het Frans Anneessensplein en er staat een groot beeld van de leider van de Brusselse Revolte. Een beetje naar voorbeeld met Jacob Van Artevelde op de Vrijdagmarkt in Gent, moederziel alleen op zo’n plein. Het inmiddels ontstane centrale gezag was intussen de baas geworden en de accijnzen werden niet meer lokaal afgerekend en ter plekke circulair besteed, stedelijke macht kalfde af en daarmee ook de zeggingskracht (en de macht) van stad en daarmee van de ambachten. Iets wat de steden nu nog graag terug in het leven zouden willen roepen. Het is niet democratisch, maar het gevoel van macht is zo lekker.

Frans Anneessens op zijn plein
Franse Revolutie
Wie lokaal de baas was, of voor baas mocht spelen, hing veel af van zijn afkomst en zijn plaats binnen het geldende 'moderne' maatschappelijke systeem; al was er van de definitieve vorming van de natiestaat België nog geen sprake, dat kwam later pas, feitelijk na 1830. Daarnaast was de deken van verzamelde ambachten of gilden, of een onderdeel ervan, een van hogerhand toegewezen rechter of jurist, die vaak boven de partijen moest staan, maar financieel afhankelijk was van de welvaart en de macht van het desbetreffende ambacht of ambachten die hij vertegenwoordigde in het stadsbestuur. De feitelijke macht lag bij vertegenwoordigers die zelf meestal al lang het beroep niet meer uitoefenden, maar in de handel rondom hun beroep terecht waren gekomen en daarmee prestige hadden verworven én geld én macht. Inderdaad zoiets als de middeleeuwse ambachtsmaffiabaas waartegen tot het eind van de 16e eeuw zo fel was geprotesteerd. Moderne vormen van vertegenwoordiging en inspraak mondden wat dat betreft in 1789 in Frankrijk uit tot de Franse Revolutie – een soort logisch vervolg op de Verlichting die in de loop van de 18e eeuw opkwam en zorgde voor een nieuw bewustzijn. De Verlichting die wonderbaarlijk genoeg ook aan heel wat Europese landen voorbij ging en vaak pas in de loop van de 19e eeuw werd opgepikt, zij het meer in de cultuursector. Al omarmde men in Frankrijk ten tijde van de Eerste Republiek [22 september 1792] het republikeinsmodel betreffende de werking van ambachten op een andere manier dan in Holland, pakweg twee eeuwen daarvoor. En ach die Eerste Republiek werd na amper een dozijn jaren alweer teniet gedaan door die kleine korporaal uit Corsica die zo nodig voor keizer moest gaan spelen. Weg revolutionaire idealen.
De ideeën van ambachtslieden zelf evolueerden intussen ook, de idealen corrodeerden en nieuwe ideeën incorporeerden meer en meer tot een modern bewustzijn (wat de Verlichting zeker voorstond). Behalve het eerder ter sprake gekomen 'one man, one vote' ideaal dook in de 18e eeuw ook het idee van 'natuurlijke rechten' op. Afgekeken van dezelfde Verlichting en perfect passend bij de Gentse idealen die dat al eeuwen eerder riepen: 'Als Adam dolf, Eva spon, waar vond men toen den edelman?'. Met andere woorden: er zijn geen goddelijke (voor)rechten waarop de adel zich kan beroepen, we zijn allen natuurlijke personen die niet onder goddelijk gebod gevangen kunnen worden. Ieder mens is gelijk.
In de pleidooien voor het recht om mee te kunnen besturen, werd verwezen naar representatie door lidmaatschap of kwam men met het argument dat gewone ambachtsmeesters de meest geschikte personen waren, omdat juist zíj de nodige technische expertise bezaten. Dat blijkt eens temeer uit onderzoek naar de uiteenzettingen van ambachtsleden in 18e-eeuws Mechelen waarin tegelijkertijd ook de kiemen van een soort 'heruitvinden van de vorming van een nieuwe corporatieve traditie' ter sprake komen. Zoiets als de micro-brouwers dat tegenwoordig met het gebruik van het woord 'craft' (van handcrafted - met de hand gemaakt - artisanaal - ambachtelijk vervaardigd) zichzelf graag toe-eigenen (of is het wensdenkend eigenlijk: zichzelf toewensen). Craft - nu in de vorm van ambachtelijk geproduceerd - is het idiote waanidee dat ook de brouw- of bierkitkopers willen kapen en waarmee ze graag op de nieuwe jaarmarkt staan, die braderie heet. Alsof ze ineens allemaal brouw-meester zijn geworden. Ze doen maar…
Craft Revolutie
…hoewel, we moeten met al dat 'craft-geweld', dat een jaar of tien gelden kwam binnenwaaien van over de oceaan, ook oppassen, want de meeste van die craft-brouwers zijn helemaal geen brouwers maar zogenaamde bierfirma’s die bier laten brouwen. En dan hoor ik u nu zeggen: 'ja, maar dat bier wordt toch ook door een serieuze brouwer gebrouwen?'. Ja dat klopt, maar de vervuiling die de bierfirma’s dankzij die in de eigen vijver pissende brouwers met z’n allen (ruim 250) samen veroorzaken, is geen opsteker voor de bierbranche. Als de ene brouwer niet binnen het concept (lees: prijs) past ga je als bierfirma gewoon naar een ander, no strings attached. Al shoppend ga je als bierfirma de brouwers af voor de beste deal en als het dan een beetje meezit open je na jaren geparasiteerd te hebben je eigen tent. Zo zag ik onlangs dat de bekende supermarkteigenaar en beroemd Zonhovense 'brouwer' Luc Van Esch diens Zonderik tegenwoordig laat brouwen bij Bier Select in Gent. Hij blijft de regio trouw waar het origineel ooit werd gebrouwen, bij de Proefbrouwerij in Lochristi, maar daar hebben we het dan ook wel mee gehad. Als u meneer Van Esch ooit tegenkomt, bent u er binnen een kwartier van overtuigd dat hij niet enkel brouwer is, maar tevens één van de beste van België (ik heb die ervaring overigens niet enkel bij hem gehad). Hij weet iedereen in te pakken en te charmeren; een soort reïncarnatie van de sympathieke Oud-Turnhoutse 'brouwer' Jef Keersmaekers (bedenker van o.a. Corsendonk).
Hoewel Winston Churchill stelde: 'Hoe verder je terugkijkt in de geschiedenis, hoe beter je het heden herkent én je toekomst', is geschiedschrijving aan de andere kant altijd het resultaat achteraf. We schrijven slechts over een geselecteerd deel van wat zich in de geschiedenis werkelijk heeft afgespeeld. Het ene onthouden we, het andere niet, noteren we niet of slechts in de marge. Zie het als door je voorruit kijken van je auto en vervolgens in je achteruitkijkspiegel. Je hebt even het gevoel dat je in de geschiedenis kijkt. Zomaar, in een split second. Wát we onthouden bepaalt niet alleen ons zicht op het verleden, maar speelt tevens een cruciale rol bij onze ervaring in of met het heden, plus de manier waarop we tegen de toekomst aankijken. U kent mij, ik kijk naar de golfbewegingen in de biergeschiedenis en zie ook hier en nu vergelijkingsmateriaal, met het verleden. Lag de macht vroeger – vanaf pakweg 1245 met een stevige verankering vanaf 1302 – bij het collectief, het individu kreeg vanaf het jaar van de beeldenstorm (1566) steeds meer praatjes. Waar we binnen de kapitalistische moraal spreken van vraag en aanbod, gaat dat tegenwoordig niet helemaal hand in hand. Het gaat er steeds meer om wie de grootste mond heeft. Wie het hardst roept. En kom bij mij niet af met voorbeelden over Amerikanen die het allemaal op gang hebben gebracht, of dat Brew Dog toch zo’n fijn en oprecht brouwbedrijf is (als de brouwbaas zich captain laat noemen moet je oppassen, nog even of hij laat zich aanspreken als admiraal, of nog erger), of dat Zonderik het beste streekbier in Zonhoven brouwt. Wat niet wegneemt dat het heel knap is wat de mannen van Brew Dog in één generatie uit de grond hebben gestampt, waarbij ze zich wel moeten afvragen hoe dicht ze nog staan bij hun oorspronkelijke uitgangspunt van: 'we zullen ze eens een poepie laten ruiken daar bij Stella en Heineken', ik heb de primitieve flyertjes met een afbeelding van hun bierguillotine nog ergens liggen. De captain nu, was de piraat van toen, zo gedragen dat soort mensen zich ook altijd in het begin. Kijk maar naar meneer O’Leary van Ryanair lekker rebelleren, later willen ze de wereld regeren. Wie het hardst roept, verkoopt het meest en krijgt de meeste aandacht en applaus, verdient of niet, en als extraatje de meeste volgers op de populaire sociale media. Als u deze serie een beetje heeft gevolgd, snapt u intussen dat we het verleden met z’n allen constant nadoen. Met andere woorden, we zitten op dit moment feitelijk in niets anders dan middenin een Craft Revolutie en de volgende generatie is aan het muiten geslagen. Zo staan er straks honderd Zonderik-types in de schappen en die hebben we schijnbaar nodig om ons vrij te voelen. Het moet ons ervan verzekeren dat we de vrije keuze hebben, of in ieder geval dat intens gelukkige gevoel geven. Het gebod waarmee de westerse mens op dit moment leeft is: koop!
Gevangen in ultiem consumentisme vervallen we direct tot hamsteren als de eerste de beste Covid-19-alarmbel afgaat (ik ga hier geen sullige vergelijkingen maken met het biermerk waarnaar het vernoemd werd, wat een journalistieke fout was overigens). In plaats van dat er een soort zelfreinigende quarantaine ontstaat, met een kans dat we nu zeker gaan doorzetten op gebied van gezondheid én duurzaamheid, blijkt opnieuw dat we de grenzen van onze beschaving steeds meer naderen, maar er niets aan doen, omdat we van alle rampen in het verleden niets willen leren. Ons huidige consumentisme máákt niet gelukkiger, al zal de samenleving zoals we die kennen nooit meer dezelfde zijn. Sterker nog: het wordt als we niet oppassen (en niet ingrijpend veranderen) onze ondergang. En dat allemaal op de tonen van de song It’s the End of the World as We Know It (and I Feel Fine) van de Amerikaanse band R.E.M. die in 2011 uit elkaar viel en nu weer in de hitlijsten staan met het iconische nummer uit 1987. Geintje, of bittere waarheid?
Schrijfster Judith Schalansky (voormalig DDR) zei onlangs iets leerrijks: „De geschiedenis wordt steeds opnieuw verteld. Niet voor niets gaat een nieuw regime vaak samen met de vernietiging van het gedachtengoed van het oude; boekverbranding, beeldenstorm, het neerhalen van standbeelden. Neem het Palast der Republik in Berlijn. In 1950 werd het Berliner Stadtschloss opgeblazen, omdat het een doorn in het oog was van de leiders van de DDR. Op die plek verrees vervolgens het Palast der Republik, als een 'paleis voor het volk'. Als de oude DDR al een centrum had, dan was het zonder twijfel juist dát gebouw. Na de Duitse hereniging moest dát natuurlijk als eerste sneuvelen. Zogenaamd vanwege asbest. En raad eens: nu zijn ze weer bezig met de herbouw van het Berliner Stadtschloss. Dat is toch hilarisch? Ik ontken de historische gebeurtenissen uit de geschiedenisboeken niet. Waar het mij om gaat is dat we zelf het grote verhaal ontwerpen waarin we die gebeurtenissen inbedden. Niet de feiten, maar het verhaal dat we er zelf van maken is van belang. In die zin kun je het verleden beschouwen als een utopische ruimte. Met ieder nieuw perspectief op het verleden schep je in wezen een nieuwe mogelijkheid voor de toekomst.” Mevrouw Schalansky verteld eigenlijk dezelfde parabel over het Berliner Stadtschloss als Maarten Van Rossem in zijn televisieserie over historische steden, die hij met zijn broer en zus bezocht in de televisieserie Hier zijn de Van Rossums. Ook hij weet de scheiding tussen de socialistische idealen en de liberale heel goed te verwoorden met bijna dezelfde parabel als mevrouw Schalansky. Weg met dat Palast, welkom Stadtschloss!
Ziet u de link die ik wil leggen ook al aan de einder opdoemen? In de huidige eventmaatschappij passen grote verhalen, hoe groter hoe mooier. Zelfs stripverhalen als in het geval van Zonderik. Pine & Gilmore stelden in hun Welcome to the Experience Economy alles in functie van menselijke ervaringen en de verhalen die eraan vasthangen. Werk is theater en elk bedrijf vormt de eigen attractie, en de baas zet alvast de glazen klaar. Het boek werd voor velen een mind changer. Zo ook voor mij, mijn leven werd er zowat aan opgehangen. Met vooral de kracht van de verhalen. De kracht van het verhaal, het grote verhaal. Hoe groter, hoe mooier (en geloofwaardiger).

© Ariël Meeusen
Reageren: ariel@beerwalk.be
Appendix
J’ accuse…! Terug naar bier en de actualiteit. Pierre Tilquin (foto) maakte zich er onlangs boos over, Anthony Martin was vorig jaar in opperste verwarring betreffende het steeds groeiende aanbod en Ronald Mengerink [Dochter van de Korenaar] schreef een modern pamflet alla J’ accuse…!, dat Émile Zola in 1898 schreef. Zola schreef zijn pamflet vanwege de gevolgen van de industriële-revolutie. Mengerink een ruime eeuw later over die van de craft-revolutie en de gevolgen daarvan. Echter niet gedrukt op papier zoals toen, maar gepubliceerd op de moderne manier: Facebook; had net zo goed ook Twitter, Snapchat, Instagram, LinkedIn, of elk van de andere pamfletmachines op internet kunnen zijn.

Waar gaat het Pierre en Ronald om? Storing, of in ieder geval ernstige vervuiling op de lijn. En bij Anthony? Die is gewoon bang. Bang dat de keuze te groot wordt, dat er teveel bieren op de al verzadigde markt komen. Geen angst Anthony! Rond 1910 waren er meer dan drieduizend brouwerijen in België op een bevolking van amper zes miljoen mensen. En waren er meer dan twintigduizend(!) Belgische bieren op de markt, streekbieren welteverstaan. Wie nu kan tellen, mag het zeggen. Nee, alle gekheid op een stokje en terug naar de verzuchtingen van Pierre en Ronald want die zijn interessant en bovendien heel serieus te nemen. Zoveel bieren, zoveel keuze. Zij zijn bang dat de biermarkt onder druk van een teveel aan bieren in elkaar zal klappen. Eén van de sterkste argumenten vind ik een fenomeen waarvoor ik al meer dan tien jaar waarschuw (en zeg niet dat het niet zo is!): schop alle wannabes en opportunisten eruit. Ken u ze ook? De pseudo-brouwers die geen geld hebben om een goede brouwinstallatie te kunnen financieren, maar wel over alles een mening hebben en constant lopen zeuren en nog zogenaamd bier brouwen ook. Die zelfbenoemde 'bierprofessors en -goeroes' die bij elk bierfestival ineens voor je neus staan met hun lijstje: 'zo, nog 50 te gaan…'. Rot toch op! Bierdrinken moet degusteren zijn, het zintuigelijk genieten, bewust weten wát je drinkt. Het is geen wedstrijd! Geen wedstrijd wie via Rate Beer de meeste kent, of via Untappd de meest verschillende in zijn of haar lijstje heeft staan. Het is al lang geen proeven meer. Dáár gaat het helemaal niet om, dat vertel ik mijn leerlingen ook. Leer genieten van een goed glas bier, maar niet overdrijven graag. Wat heb je aan van die mafkezen die een glas voor je inschenken en dan zeggen: 'Hier, pak eens een lekkere Missouri Pecan Mud Cake Ale, iets beters bestaat er niet'. Mijn reactie: 'Is dit bier? Ik ken het recept al. Ga naar de bakker, koop een chocoladecake, ga naar de pindaboer en koop wat noten, ga naar de apotheek om wat ethylalcohol. Neem een emmer, vul die voor de helft met water, gooi de cake en de noten erin, neem de blender en nu even goed fijnmalen en mixen. Afronden door de ethylalcohol erdoor te roeren. Proost en dan wegwezen'. We zijn verslaafd aan overdaad, het typische supermarktdenken. Het kan ze helemaal niet schelen wat ze drinken, zolang het maar bijzonder klinkt of als bijzonder wordt aangeprezen (een typische kwaliteit van Amerikanen overigens). Ik heb dat bij een programma als Beerland op tv-zender Vice ook. Bierdrinken uit plastic containers dat het liefst in plastic bekers word getapt. Die blonde bierprofessor vindt alles wat die duizenden Amerikaanse hobbybrouwers brouwen om ter best, zolang er vooral maar overdreven veel saturatie aanwezig is en de aroma’s zo extravagant mogelijk. Opnieuw: rot toch op. Het zal niet lang duren voordat de hobbyisten in de VS de professionals zo voor de voeten gaan lopen dat er een nieuw soort Prohibition ontstaat. Beste biermafkezen: het kan niet altijd nieuw en anders zijn. Het imperatief van zowel bouwers als bierliefhebbers moet kwaliteit zijn, de slogan van elke serieuze bierliefhebber moet luiden: wees bewust wat je drinkt, aroma, smaak en afdronk, plus het uiteindelijke resultaat (de totaal beleving) staan voorop, de rest is bijzaak (en laat je niet leiden door schreeuwlelijkerds en niet verleiden door marketeers). U mag zich laten leiden door uw eigen persoonlijke voorkeuren, maar let op met oordelen, geen flauwekul als het klassieke cliché: wat de boer niet kent dat lust hij niet! Een waardeoordeel vellen is zo simpel niet. Dat vergt kennis en inzicht in allerlei parameters die de beoordeling beïnvloeden. Smaken verschillen en zo is het maar net. Conclusies waar Tilquin en Mengerink nu ook (eindelijk) mee komen.
Bier = Marketing Bier = Life Style Freddy Heineken, 1968 Ariël Meeusen, 2010
In het verleden werd ik door deze en gene overgoten met bakken bullshit om hun bier maar te kunnen verkopen. Werd ik overgoten met bakken bagger omdat ik me (als Hollander) té kritisch uitliet over de gang van zaken in België Bierland en de excessen die hier en daar aan het ontstaan waren (horeca en bierfestivals incluis), zeker het laatste decennium. Brouwers en hun (betaalde) influencers – marketeers en zelfbenoemde bierexperts – stellen alles in het werk om hun product te verkopen. Bier is life style geworden, wie dat nog niet doorheeft, heeft de boot gemist en snapt er niks van. Iedereen doet mee aan de wedstrijden om het beste bier ter wereld te maken en iedereen is intussen onderdeel van het Best Beer of the World Circus. Stop daar toch mee. Het doet me denken aan die wedstrijd 'Beste Café van Nederland', als je de inleg niet hebt betaald kom je ineens helemaal niet meer voor in de Top 100. Ik maakte het mee met De Gekroonde Suikerbiet uit Zierikzee. Probeer die nog maar eens te vinden in de TOP 100, terwijl die een paar jaar terug nog met stip op 1 stond. Allemaal flauwekul dus. Scores gebruik je bij voetbalwedstrijden, niet om op een bier en cafés te plakken. Je betaalt gewoon voor ratings, zo stortte de wereldeconomie in 2008 volledig in, omdat de ratings bij Moody’s en dergelijke ook gekocht werden (kijk daarvoor even de film The Big Short). Als je trouwens wil pleiten voor wedstrijden om het beste bier en het beste café zou je ook zo eerlijk moeten zijn om ook – net als in de filmindustrie met de Razzies – wedstrijden om het slechtste bier, de meest ondermaatse brouwer en het waardelooste bier te organiseren. Het zal mij benieuwen wie er allemaal bij de prijsuitreiking komt opdagen… Ik lees columns van zogenaamde onafhankelijke bierkenners en dito experts. Allemaal lovend over bier en brouwers. Typisch is dat ze zoveel commerciële belangen hebben, dat het altijd hetzelfde praatje is en het altijd over dezelfde bieren gaat. Stop daar toch mee! Het gezamenlijke journaille werkt massaal aan een raar soort vervreemding en drijven steeds verder af van het onderwerp waarom het altijd al ging: BIER! Waar ze (journaille en zythologen) rolmodellen behoren te zijn, zijn ze slechts handpoppen van de commercie, ja inderdaad een soort influencers. Welk referentiekader is bij jullie nog van toepassing? Gratis bier voor de rest van je leven? Was exact een jaar geleden bij een 'Beer & Foodpairing' in een restaurant in Breda. De beste zytholoog van Nederland kwam het daar allemaal uitleggen. Bleek gewoon een verkooppraatje over Brew Dog te zijn, voorzien van enkel bieren van dezelfde brouwer met hier en daar een zeer twijfelachtig karakter (kwaliteit), waar iedereen goed geld voor betaald had. Ook dat soort zythologen heeft dus bergen boter op het hoofd (of heeft een duidelijk commercieel belang) en laat zich leiden - als ze al niet in dienst zijn - door brouwers met een revolutionaire reputatie, die echter wolven in schaapskleren blijken te zijn. De Brew Dog captain vergeleek zijn bedrijf onlangs nog met Nike, dan denk ik gelijk: 'hebben die hun fortuin niet gemaakt dankzij kinderarbeid in het Verre-Oosten', als je je daarmee wil vergelijken, weet ik wel hoe het ervoor staat. Zo’n Brew Dog is gewoon een marketingmachine en eerder: 'the most overrated brewery in Britain, than the most exentric, nor the most revolutionary!', zoals een paar maanden geleden een lid van CAMRA me zei. U ziet, in alle landen worstelen bierliefhebbers en brouwers met de inbreuk die wannabes op hun integriteit hebben begaan. Ze komen binnen als revolutionairen en verlaten de tent via de achteruitgang als de buit binnen is, lees: New Belgium cum suis. Blijf mevrouw Schalansky indachtig beste lezer!

Verwachtingen worden automatisch geschapen Smaak is individueel. Proeven een individuele, persoonlijke beleving. Dat is privé, daar heeft feitelijk niemand iets mee te maken. Laat je als brouwer niet verleiden om nog even een nieuwigheidje te brouwen voor het eerst volgende bierfestival, val liever terug op goed uitgebalanceerde klassiekers. We moeten af van steeds meer, steeds nieuw, nieuwer en vernieuwender. Net als van al die wedstrijden en competities. Informeer ons, onderwijs ons, maar breng niet het zoveelste zelfde shit-bier op de markt als-je-blieft. Het lijkt wel of de vormgeving van brouwerijlogo’s belangrijker is, dan het fabriceren van goed informerende bieretiketten. Maak je eens niet zo druk over je hoeveelheid volgers op sociale media. Maak je druk over de koper van je bieren. Tilquin en Mengerink zullen zich hopelijk, voorlopig althans, moeten troosten met de gedachte dat hun mening gehoord wordt door de liefhebbers en ze zullen uitstijgen tot verlossers van de negatieve idioom binnen de branche en als redders van het elan der goede smaak (wat een leuke naam voor een prijs 😉) als pleitbezorgers voor de goede brouwers en bierstekers. Met in het achterhoofd dat er in de toekomst nog veel Zonderikken zullen volgen en in de weg zullen staan, ben ik bang. Ik was de afgelopen weken op mijn Vlaamse tournee langs tal van brouwerijen en brouwerijtjes om te horen wat hun stand van zaken was. Laat de kleintjes, wat mij betreft, vooral beseffen dat ze niet zo nodig voor een geheel nationale markt moeten brouwen; ik snap hoe verleidelijk het is om in de AH-Delhaize te staan, maar je staat er tussen al die anderen. Laat ze het vooral lokaal- of streekgebonden houden zoals in 1910 in tijden van al die duizenden en duizenden dorps- en streekbieren. Iedereen schrijft nu zijn eigen (groot) verhaal, daar zit het publiek vol smart op te wachten. Op zoek naar zaligverklaring en verlossing (door Tilquin en Mengerink), tot je er achter komt dat je er uitziet als een idioot, die zo nodig moest en hoge verwachtingen had die niet uitkwamen, maar vooral nooit bewaarheid zouden worden omdat je een fata morgana najoeg. We hijsen in België Bierland nog altijd teveel verkeerde rolmodellen op het schild. Dat is in Nederland met die 850 microbrouwerijen brouwerijen niet veel anders, wip even over de grens en je vindt er al 200 in Noord-Brabant. Ook dáár moet de kassa rinkelen en kijkt menig brouwer niet zo nauw. De keren dat ik de laatste jaren solvent, sulfer, roest, bloemkool en zwavel heb moeten proeven zijn ontelbaar, puur omdat het bier snel afgewerkt en verkocht moest worden, of omdat de brouwer werkelijk geen bier kon brouwen. Zeer recent nog van een gerenommeerde Zeeuwse brouwer, walgelijk. Eén van m’n leerlingen belde me onlangs op met de vraag onder welke off-flavour en citeer: 'een vuile oude wijnton', geklasseerd moet worden. Bier van een geweldige craft-beer-brewer uit het midden van Nederland. Als dit zo aanhoudt, ga ik man en paard bij name noemen! Hopelijk zullen belangrijke participanten als Tilquin en Mengerink, en in mindere mate Anthony Martin, voldoende gewicht in de schaal kunnen leggen dat we de huidige biergekte overleven en doorprikken. Hoewel er nu natuurlijk al duidelijke tekenen van verval zichtbaar zijn vanwege 'de plaag'. De verdringingsmarkt van de pretentieuze brouwers vertoont zand tussen de normaliter goed gesmeerde tandwielen. Als ik de hele biermarkt in België en Nederland (en daar blijft het niet bij) overzie, lijdt men aan een soort collectieve biergekte. Ik kan er een vuistdikke analyse over maken, maar laat dat de kenners maar doen. Mijn taak is enkel tot constateringen en analyses te komen en erover te schrijven. Tilquin en Mengerink zullen bijval krijgen en steeds meer brouwers zullen opstaan en zich aansluiten.
Reageren: ariel@beerwalk.be